Waar gaat het fameuze boek van Desmet nu eigenlijk over?
Wat staat er in De psychologie van totalitarisme van Mattias Desmet en wat verklaart het succes?
Mattias Desmets boek "De psychologie van totalitarisme" presenteert zichzelf op de cover als "een glasheldere psychologische analyse van de historische opkomst van het totalitarisme en het ermee verbonden fenomeen van massavorming". Het zou daarbij ook een "scherpe maatschappijkritische analyse" bieden “van fenomenen als de woke cultuur, de klimaatbeweging en de angstcultuur die tot een hoogtepunt kwam tijdens de coronacrisis”.
Vraag is echter in hoeverre we kunnen spreken van een "scherpe analyse" als de oorspronkelijke betekenis van de term ‘totalitarisme’ door Desmet volledig wordt uitgehold en wordt gereduceerd tot “het symptoom bij uitstek van het Verlichtingsdenken"? En waarbij dat Verlichtingsdenken - op zijn beurt – één op één synoniem zou zijn met een “mechanistisch-materialistische wetenschapsideologie” die dominant zou zijn?
Vraag is ook in hoeverre kunnen we spreken van "maatschappijkritiek" als in Desmets maatschappij slechts 3 groepen mensen worden onderscheiden: de massa "gehypnotiseerde volgelingen", een groep die alles doorziet, maar zwijgt, en een kleine groep ‘vrijmoedige waarheidssprekers’ waartoe Desmet en zijn achterban zouden behoren?
En bovenal is de vraag wat we zijn met “het ultieme tegengif” voor het “nieuw soort totalitarisme” dat zich volgens Desmet “merkwaardig realistisch aftekent aan de maatschappelijke horizon”, dat op het einde van het boek uit de doeken wordt gedaan? Dat zou er namelijk uit bestaan om “empathisch te resoneren” met “sublieme esthetische figuren” waardoor we de “tijdloze principes van het leven kunnen ontdekken” en “het gevoel hebben de essentie van het leven te begrijpen en in contact te staan met het grootste, ordenende principe dat uit heel het universum spreekt”.
Kortom: wie het boek gelezen heeft, kan niet anders dan vaststellen dat de ‘Psychologie van totalitarisme’ op inhoudelijk vlak van een stuitend simplisme is. En wie het boek met een kritische blik las, kan niet anders dan vaststellen dat Desmet de meest subjectieve interpretaties van ons maatschappelijk functioneren als academische waarheid presenteert. En dat hij wetenschappelijke bevindingen en uitspraken van grote denkers op de meest bevooroordeelde manier verdraait.
Maar toch is ‘De psychologie van totalitarisme’ een bestseller geworden die tal van lezers doet ‘resoneren’ met een ideologisch pamflet dat expliciet anti-wetenschappelijk en duidelijk religieus geïnspireerd is. Hoe komt dit?
------------------
Op blz. 15 van ‘De psychologie van totalitarisme’ is Mattias Demet klaar en duidelijk over wat de originaliteit van het construct in zijn boek zou moeten zijn:
“Totalitarisme (…) is het symptoom bij uitstek van het verlichtingsdenken. Meerdere auteurs hebben deze stelling naar voren geschoven, maar een psychologische analyse ervan ontbreekt tot op heden. Dit boek komt aan die lacune tegemoet.’
Sleutelbegrippen hierbij zijn ‘massavorming’ en ‘dominant discours’.
En het is precies het veelvuldig gebruik van deze termen, waarbij de laatste de betekenis van ‘dominerend’ oproept en waarbij de eerste in Amerika nog spectaculairder werd gelanceerd als ‘mass formation psychosis’ (een concept waarvan Desmet de ‘uitvinder’ zou zijn), die het succes van het ‘fenomeen Desmet’ (want het gaat duidelijk om veel meer dan zijn boek alleen) voor een groot deel verklaren.
Want laat ons wel wezen, eigenlijk kan je elk type groepsdynamiek als ‘massavorming’ bestempelen. De hele maatschappij, de hele cultuur, de hele samenleving is een proces van massavorming. En in de huidige samenleving is het nu eenmaal zo dat er heel veel mensen op zoek zijn naar een 'eigen identiteit'. Wat in de praktijk neerkomt op het zich identificeren met een subgroep en diens narratief waarmee men zich 'onderscheidt' van de anderen met hun narratief.
Wat die identificatie met een subgroep betreft, is het trouwens van belang iets te noteren dat Freud reeds scherpzinnig opmerkte in ‘Das Unbehagen in der Kultur’ (1930) (een boek geschreven op een moment dat er zich een daadwerkelijk totalitarisme zich over heel Europa verspreidde en niet een bepaald soort totalitarisme dat louter “het logisch gevolg van het Verlichtingdenken” zou zijn), maar waar Desmet – nochtans psychoanalytisch geschoold – het totaal niet over heeft.
Hierin schreef Freud dat een ‘aandoening’ die hij ‘de psychologische ellende van de massa’ noemde, ontstaat onder omstandigheden waarin sociale binding tot stand komt doordat mensen zich, bij gebrek aan (herkenning van) waardige leiders of andere figuren met wie zij zich zouden kunnen identificeren, met elkaar identificeren. Met elkaar en met het narratief dat de woordvoerders van die subgroep hen aanreiken.
Als de woordvoerder van de ‘Tegenwindbeweging’, zoals Desmet zich sinds het begin van de Coronacrisis is beginnen profileren, die anderen 'massa' noemt, en die anderen nog eens afschildert als een bende door het dominant discours gehypnotiseerde schapen, reikt Desmet hiermee termen aan waarmee deze mensen zichzelf kunnen positioneren als ‘onderscheiden van de massa’ met een ‘wakker’ narratief.
Bovendien kan Desmet, door zijn volgers het gevoel te geven die massavorming te zullen duiden, het gevoel geven dat ook zijzelf in staat zullen zijn het gedrag en de uitspraken van anderen beter te kunnen duiden. Maar doordat de massa-als-ander door Desmet negatief wordt geduid (de dominante massa met zijn dominant discours zou dominerend, ja zelfs totalitariserend zijn) komt het er dus de facto op neer dat Desmet t.o.v. “mensen die leven in een samenleving waar veel ‘vrij zwevende angst’, ‘vrij zwevende frustratie/agressie’, een gebrek aan sociale banden/cohesie en een gebrek aan zingeving aanwezig is, een narratief aanbiedt waarbij op een eenzijdige manier een object van angst wordt aangewezen en tot een collectieve strijd tegen dat object wordt opgeroepen.
Rond het narratief van Desmet is dus zelf een proces van massavorming ontstaan dat almaar groter werd en dat zich inschrijft in een grote tegenbewegings-massavorming die al langer bezig is dan vandaag. En waarbij rechtse populisten, ultralibertairen etc. die hele beweging maar al te graag voortstuwen. Denk bv. aan Pim Fortuyn in Nederland of het Vlaams Belang hier in België.
De hele coronacrisis is gewoon een katalysator in die hele tegenbewegings-massavorming geweest, zoals ik ook al in dit stuk en in dit stuk beschreef. En dat is het ook geweest voor het conspiritueel narratief voor samenzwevers van Desmet, waarover ik hier al schreef.
Want het narratief van Desmet is eigenlijk niet meer is dan een puur ideologisch en uiterst subjectief construct, dat dan wel gehuld mag zijn in een pseudowetenschappelijk en maatschappijkritisch jasje, maar waarbij Desmet wetenschap en uitspraken van grote denkers misbruikt om zijn religieuze overtuiging aan de man te brengen. Covid heeft hem die gelegenheid gegeven en complotdenkers en extreemrechts (die hem met zijn anti-massa-discours maar al te graag een podium boden en die Desmet in zijn messiaswaan maar al te graag innam en blijft innemen) heeft hem zijn aanhang gegeven.
Massahypnose zonder hypnotiseur
Maar terug naar het boek nu, waarin de coronacrisis wel aan bod komt als periode “waarin de angstcultuur tot zijn hoogtepunt kwam”, maar waarbij de centrale stelling neerkomt op “Totalitarisme (…) is het symptoom bij uitstek van het verlichtingsdenken” en waarbij het concept ‘massavorming’ een centrale rol speelt in de “psychologische analyse” ervan.
Aan de basis van de massavormingstheorie van Desmet ligt het idee dat mensen die leven in een samenleving waar veel ‘vrij zwevende angst’, ‘vrij zwevende frustratie/agressie’, een gebrek aan sociale banden/cohesie en een gebrek aan zingeving aanwezig is, bijzonder gevoelig zouden zijn voor narratieven die op een eenzijdige manier een object van angst aanwijzen en tot een collectieve strijd tegen dat object oproepen.
Tegen die theorie an sich valt weinig in te brengen. Als we kijken naar de een misnoegde massa die – aangestuurd door fake news, complottheorieën en opruiende taal uit de koker van Trump, alt-right en QAnon – het Capitool bestormde, in de volle overtuiging dat de verkiezingsnederlaag van Trump het resultaat was van verkiezingsfraude en van kwaadaardige krachten die achter de schermen tegen hen en hun leider zouden samenspannen, kan het bestaan van een bepaald type groepsdynamiek dat uitmondt in iets dat Desmet ‘totaliserende massavorming’ noemt, moeilijk worden ontkend.
Maar Desmet analyseert niet hoe het zou komen dat we nu massaal in een toestand van ‘geatomiseerde subjecten’, van ‘mensen los van ankers en van mekaar en badend in angst’, zouden zijn beland. Neen, hij stelt gewoon dat het zo is.
En hij stelt daarbij ook dat massavorming onder ‘geatomiseerde subjecten’ geen enkele externe actor zou hebben maar quasi spontaan zou ontstaan als massale (zelf)hypnose waarbij
“individuele mensen in een nieuwe psychologische ‘bewegingstoestand’ belanden dat je kunt vergelijken met de manier waarop convectiepatronen ontstaan in water of gas als het opgewarmd wordt”’
en waarbij ‘angst’ de voornaamste brandstof zou zijn.
Dan lijkt het mij alvast veel plausibeler om het ‘verlies van psychische en collectieve individuatie’ en de toename van ‘kuddegedrag’ of ‘hypermassificatie’, zoals denkers als Freud, Deleuze, Guattari of Stiegler de ‘massavorming’ en de ‘atomisering van het subject’ van Desmet bestempelen, te wijten aan het gebrek aan (erkenning van) waardige leiders waarmee men zich kan identificeren of aan een groot verhaal dat sturing biedt en verbindt enerzijds, en aan het succes van het consumentenkapitalisme met zijn aanspraken op verlossing en zijn misbruik van technologie en van beelden anderzijds. Hierover schreef ik hier een stuk.
Want het zijn m.i. deze zaken – externe actoren dus - die ons in die toestand brengen van wat Siegler ‘symbolische ellende’ noemt, met een verlies van ‘savoir faire’, van ‘savoir vivre’ en ‘savoirs théoriques’ die leiden tot bv. de bullshit jobs waar Desmet over spreekt en tot het feit/gevoel dat de overheid de laatste decennia de greep op het privéleven van het individu vergroot, zoals Desmet ook opmerkt.
En het zijn m.i. deze zaken die ervoor zorgen dat mensen in deze tijden bijzonder gevoelig blijken voor identificatie met (vaak perverte) pseudo-vaderfiguren die een vermeend "object oorzaak van angst" aanwijzen waartegen men dan tekeer gaat, zoals Desmet ook doet (zie ook verder).
Wetenschappers als menners van de massa
Maar over de oorzaken van de ‘atomisering’ van subjecten in onze maatschappij, over externe (politieke, economische, culturele…) actoren of over (werkelijk bestaande) ideologieën of technieken die bijdragen tot massavorming, rept Desmet met geen woord. Het boek bevat zelfs niet de minste aanzet tot een politiek, economisch, communicatief of (media)technisch doordenken van massavorming zoals de voormelde denkers maar ook vele anderen die op de grenslijn tussen psychologie en sociologie werken wel deden. Denkers zoals bv. Horkheimer, Adorno of Erich Fromm. Of – in ons eigen taalgebied - Leo Apostel, Dirk De Wachter, Paul Verhaeghe, Rudi Laermans, Stefan Hertmans of Thijs Lijsters. Om maar enkele namen te noemen.
Neen, volgens Desmet is er maar één ‘geest van het totalitarisme’ die massavorming inspireert, en dat is ‘dé wetenschapsideologie’ waar het ‘dominant discours’ zo van doordrongen zou zijn en die zo’n hypnotiserend effect zou hebben, dat die zowel de massa als de ‘menners van de massa’ massaal in een staat van (zelf)hypnose zou brengen.
Het feit dat Desmet het ‘nieuw soort totalitarisme’ vooral ziet ‘oprijzen’ aan de ‘maatschappelijke horizon’ van fenomenen als het klimaat- en het covidbeleid is niet toevallig. Het verhaal dat Desmet predikt is namelijk expliciet anti-wetenschappelijk.
Precies daarom dat Desmet zijn narratief enkel toepast op fenomenen waarin hij ‘dé wetenschap’ in de rol van baarlijke duivel kan duwen, zoals het coronabeleid en de klimaatbeweging. Maatregelen die getroffen worden in het kader van de klimaatopwarming zouden niet echt nodig zijn, maar slechts een dominant discours vormen dat ons wordt opgedrongen om ons te totalitariseren. Idem dito met wat Desmet ‘het coronaverhaal’ noemt, waarbij hij virologen-experten en beleidsmakers vergelijkt met de varkens uit de dystopische roman Animal Farm van George Orwell, die ’s nachts absurde maatregelen op de muren zouden komen kalken om die voortdurend en ongemerkt te veranderen.
Volgens Desmet is het ‘nieuw soort totalitarisme’ immers “geen historische toevalligheid, maar “het symptoom bij uitstek van de Verlichtingstraditie” en van het “mechanistisch-deterministisch gedachtegoed”, die volgens Desmet tot en dominante en dogmatische ‘wetenschapsideologie’ zou zijn uitgegroeid.
Die wetenschapsideologie is intrinsiek massavormend en totalitariserend, zo betoogt Desmet, na een heel relaas waarbij dat wat Desmet aanvankelijk als een afwijkende ‘tak’ van de wetenschappen omschreef op het einde van het hoofdstuk als de hele boom van de wetenschappen wordt voorgesteld. En mensen die op basis van een wetenschappelijke methode op basis van waarneming en statistiek werken zouden twijfelachtige boodschappen verkondigen en ethisch laakbaar zijn bovendien.
Immers, zo meent Desmet sinds zijn ervaring met zijn eigen doctoraat, waarbij hij merkte dat hij er niet in kon slagen een - volgens het unieke denkkader van de psychoanalyse uitgevoerde - ‘psychometrische studie’ over de hysterische en de dwangneurotische depressie tot een goed einde te brengen en daarbij ook nog eens geconfronteerd werd met de replicatiecrisis bij zijn ‘concullega’s’ van o.a. de gedragspsychologie – iets wat hij in zijn boek opnieuw extrapoleert naar ‘alle wetenschappen’:
“Wie het onmeetbare toch probeert in cijfers te wringen, voelt dat zijn onderzoek weinig echte waarde heeft en vindt wellicht ook minder motivatie om secuur en met plichtsbesef te werken.”
Het totalitarisme waar Desmet het over heeft, wordt dus niet alleen ontdaan van de hele geschiedenis van racisme, antisemitisme en eugenetica maar wordt volledig op conto gezet van mensen die “het onmeetbare in cijfers proberen wringen” of die “waanachtig geloven in de almacht van het menselijk verstand’.
Het zijn enkel zij die in ‘De psychologie van totalitarisme’ als ‘menners van de massa’ worden voorgesteld en in de religie die Desmet predikt in de rol van baarlijke duivel en ‘menners van de massa’ worden geduwd.
De ‘seminale religieuze ervaring’ als bron van weten
“We dachten dat wetenschap bestaat uit het leggen van droge logische verbanden tussen ‘objectief’ waarneembare feiten”, zo schrijft Desmet, “ Maar in wezen wordt wetenschap gerealiseerd door een vermogen tot empathie, een soort resonerend invoelen met het fenomeen dat onderzocht wordt. Wetenschap stoot daarbij op een kern die zich aan elk logisch discours onttrekt en die zich enkel in de taal van de poëzie en de metaforen laat beschrijven. Het contact met die kern resulteert niet zelden in wat we de seminale religieuze ervaring zouden kunnen noemen – de religieuze ervaring die voorafgaat aan en niet bezoedeld wordt door enige vorm van godsdienstige instutionalisering.”
De argumentatie voor deze stelling? Uitspraken van kwantumwetenschappers die Desmet ofwel niet begrepen heeft, ofwel moedwillig verkeerd representeert opdat ze Desmets these lijken onderschrijven.
Zo verwijst Desmet op blz. 25 naar Niels Bohr waarvan hij zegt :
‘Op het einde van de tocht concludeerde Niels Bohr dat men enkel met poëzie iets zinnigs kan zeggen over het in logisch opzicht absurde gedrag van elementaire deeltjes: When it comes to atoms, language can only be used as poetry”.
En op pagina 26 verwijst hij naar de uitspraak van René Thom die stelde:
‘Alle grote theoretische vooruitgang is volgens mij voortgekomen uit de capaciteit van onderzoekers om ‘in de huid van dingen te kruipen’, om zich in te leven in alle entiteiten in de externe wereld. Het is dit soort identificatie dat een objectief fenomeen transformeert in een concreet gedachte-experiment”
Maar… René Thom heeft het over theoretische vooruitgang die voortkomt uit gedachte-experimenten. Dat is toch geen 1 op 1 definitie van ‘wetenschapsbeoefening’ zoals Desmet laat uitschijnen? En ook dat van ‘wetenschap laat zich enkel in poëzie en metaforen beschrijven’ geeft Desmet verkeerd weer. Bohr bedoelde dat het wél in wiskunde (en dus “logisch discours’) beschreven kan worden. Maar uitleggen in mensentaal van hoe kwantumfysica werkt stoot op beperkingen van taal. Onze woordenschat is uitgevonden om fenomenen te omschrijven die we dagdagelijks meemaken, en is niet zo geschikt voor wat buiten onze ervaring ligt, zoals kwantumgedrag,… Dus wanneer je uitleg wil geven, in woorden in plaats van in een wiskundige taal, aan niet-fysici, werkt soms een aspect beter uitleggen met metaforen ‘het is een beetje alsof xx’ of met poëzie ‘het elektron, wijs als het is, reist langs alle paden die openliggen, en ontmoet daarbij zichzelf”. Maar dat wil niet zeggen dat kwantumfysica zich aan logica onttrekt of alleen in poëzie omschreven kan worden. Eerder integendeel. De poëzie schiet tekort om de wiskunde van kwantumverschijnselen te omschrijven.
Maar niet zo voor Desmet, die ook nog eens de kustlijnparadox inroept om te proberen aantonen dat er eigenlijk niets weetbaar of meetbaar zou zijn via de wetenschappelijke methode.
Verlichtingsdenken = totalitarisme
Wetenschap als methode, mechanistisch-materialistisch denken, totalitarisme, geloof in het menselijk verstand, de poging om bepaalde zaken in statistieken voor te stellen, het wetenschappelijk narratief, het dominant discours… Bij Desmet worden al die zaken op 1 hoop gegooid. Want ‘wetenschap’ is in de redenering van Desmet vooral synoniem met een ideologie. Een ideologie die zodanig dominant zou zijn dat we massaal “het onmeetbare krampachtig in cijfers proberen wringen” en massaal “waanachtig geloven in de almacht van het menselijk verstand”.
Het is precies dat “waanachtig geloof in de almacht van het menselijk verstand” die de dominante mechanistisch-materialistische wetenschapsideologie ons zou influisteren, dat ervoor zorgt dat Desmet totalitarisme meent te kunnen voorstellen als “het symptoom bij uitstek van het verlichtingsdenken”. En om dat te ‘bewijzen’ verwijst Desmet naar Arendt die zou gezegd hebben:
“Totalitarisme, zo stelt Hannah Arendt, is uiteindelijk gewoon het logische verlengstuk van de veralgemeende obsessie met wetenschap, het geloof in een artificieel gecreëerd paradijs: ‘Science has become an idol that will magically cure the evils of existence and transform the nature of man (bron 28)”. (blz. 68)
Maar die centrale verwijzing naar Arendt blijkt niet eens iets te zijn dat Arendt zelf gezegd heeft. Dat laatste is een citaat dat Arendt bij Voegelin haalt, om die later te nuanceren, zoals Wouter Mareels al aangaf. Meer zelfs… Arendt beklemtoont dat positivisme, pragmatisme en behaviorisme, utilitarisme, sciëntisme enzovoort niet een voldoende verklaring zijn van het totalitarisme, en zeker niet in zijn pretentie ‘to transfer the nature of men”. “Arendt benadrukte zelfs uitvoerig het omgekeerde”, zo schreef Tineke Beeckman in haar stuk ‘Het grote gelijk van Mattias Desmet’. “De 19de-eeuwse wetenschappers beoogden nog menselijke belangen en geloofden niet in de maakbaarheid van de menselijke natuur.”
Idem dito met de stelling van Desmet op blz 9.:
“Dit is exact wat de Duits-Joodse filosofe Hannah Arendt ons toont: de grondstroom van totalitarisme is het blinde geloof in een soort statistisch-cijfermatig onderbouwde ‘wetenschappelijke fictie’ die een ‘radicale minachting voor de feiten’ vertoont : “Het ideale subject voor een totalitair regime is niet de overtuigde nazi of de overtuigde communist, maar iemand voor wie het onderscheid tussen feit en fictie en het onderscheid tussen waar en vals niet meer bestaat”.
Dus Desmet plaatst hier een dubbele punt na vertoont alsof de quote de zin ervoor zou illustreren, maar in die quote heeft Hannah Arendt het wel degelijk over feiten versus fictie en waarheid versus valsheid. Ze heeft het helemaal niet over ‘wetenschappelijke ficties’, zoals Desmet suggereert met zijn misleidende dubbele punt.
Christoph Busch, directeur van het Hannah Arendt-instituut merkte dit ook al op.
“(Soms worden uitspraken van Arendt) zodanig losgetrokken van hun context en betekenis dat ze enkel nog gebruikt, of beter misbruikt, worden als autoriteitsargumenten. Een van de meeste schandalige voorbeelden hiervan is het recente boek De psychologie van het totalitarisme (Pelckmans, 2022) dat ik las van de Gentse psychoanalyticus Mattias Desmet. (…)
Het bijzonder verstorende, verwarrende en ook gevaarlijke is dat zijn boek vol staat van parels van citaten van allerhande wetenschappelijke autoriteiten zoals Gustave Le Bon, Solomon Asch, Hannah Arendt, Kant, Hegel, Gleick, en nog vele anderen. Parels die zodanig losgetrokken worden van hun betekenis dat ze enkel nog als doel hebben deze pseudowetenschap enige schijn van wetenschappelijke autoriteit te geven.
Apocalyptisch toekomstbeeld
Desalniettemin blijft Desmet doorheen de eerste 2 delen van zijn boek betogen dat de wetenschapsideologie intrinsiek massavormend en totalitariserend zou zijn. Want het is zij die
“het wetenschappelijke discours geschikt gemaakt voor doelen” als “de massa mee manipuleren, carrière mee maken, producten mee aan de man te brengen, ermee om de tuin te leiden en landen ermee kleineren en stigmatiseren. Ja, je kunt er zelfs segregatie en exclusie mee verantwoorden (sedert de coronacrisis geen toegang meer tot de publieke ruimte als je het teken van de wetenschappelijke ideologie niet draagt)”.
Allemaal nogal heel kort door de bocht natuurlijk. Zelfs al zou er zo iets zijn als de wetenschappelijke ‘ideologie’, en zelfs al zou het zo zijn dat die dominant zou zijn, en zelfs al zou het zo zijn dat het merendeel van de mensen “saaie bureaucraten en technocraten” zouden zijn, Het is niet omdat Desmet zich inbeeldt dat iets kán gebeuren, dat het ook daadwerkelijk zál gebeuren. Terwijl hij het in zijn boek wel zo voorstelt…
Zo staat in zijn boek een griezelige foto met daarnaast de uitleg: “Na jaren experimenteren met het ‘telen’ van koeien- en hondenfoetussen in een artificiële baarmoeder – een soort plastic zak (zie foto) – menen sommigen dat het nu tijd is om ook voor mensenfoetussen de moederschoot door een kunststofbol te vervangen”. Is dat zo? In heel extreme gevallen of in alle moederschoten? En is dat een soort van consensus die wordt doorgedrukt zonder dat daar een ethisch debat over wordt gevoerd?
Volgens Desmet beslist wel. We zijn er niet meer zo veraf. Immers, zo zegt hij “Het enige dat nog ontbreekt om dergelijke praktijken helemaal identiek te maken aan de kweekprogramma’s in Huxleys Brave New World is dat de moederstem vervangen wordt door de monotone herhaling van conditionerende boodschappen. (…) opdat de baby “sociaal aangepast ter wereld zal komen”.
Desmet ziet dit dystopisch beeld al zo voor zich en stelt het ook als iets zeer plausibel voor dat men dat gaat willen. Immers: “En ook de andere voordelen van dit kweekprogramma zijn niet gering. De toekomstige ouders kunnen tijdens de negen maanden van de ‘zwangerschap’ hun leven gewoon verderzetten.”
Om dan nog een stapje verder te gaan om dit Frankensteinscenario helemaal plausibel en realistisch te maken: “De Bottling Room is minder ver weg dan we denken. Het enige dat nodig is om een maatschappij die gegrepen is door de mechanistische ideologie daartoe te overhalen, is een batterij ‘experts’ die dagelijks met statistieken en cijfertjes in het journaal komen aantonen dat kunstmatige baarmoeders de foetus een paar procent beter beschermen tegen allerhande virussen en andere creaturen die in het levende moederlichaam aanwezig zijn. Binnen die logica is wie voor natuurlijke zwangerschap kiest een kind onwaardig – hij stelt het al voor zijn geboorte bloot aan onnodige risico’s.”
Messias De Smid
Zoals Wouter Mareels in zijn uitgebreide bespreking van ‘De psychologie van totalitarisme al opmerkte’ :
We worden hier geconfronteerd met enkele 'ombuigingen': wetenschap die een 'totaal' weten zou menen te proberen nastreven, de omissie van de lacune, het kiezen van een enkelvoudig pad in de ontwikkelingspsychologie, de foutieve aanname dat wetenschap functioneert als een mechanische machine die 'rechtdoor' evolueert, de ombuiging van een vrees naar een zekerheid dat de transhumanistische nachtmerrie bewaarheid wordt, het foutief voorstellen van de wetenschap als agens i.p.v. middel, het op één hoop gooien van ideologie en paradigma, de aanname dat wetenschap de mensheid vorm geeft en niet 'de instituten' die zich er van bedienen en de wetenschap politiseren, de foutieve aanname dat Hannah Arendt wetenschap(sidealen) aanziet als de oorzaak van totalitarisme,…
En ook Christophe Busch, directeur van het Hannah Arendt Instituut, signaleerde het al
“Het boek omvat een bijzonder verstorende methodiek waarbij er eerst wordt gewaarschuwd voor bepaalde problemen en uitdagingen, om vervolgens zelf die weg op te gaan. Waarschuwen voor onfeitelijkheden, door het creëren van onfeitelijkheden. Waarschuwen voor angst, door het creëren van angst. Waarschuwen voor complotten, door het creëren van complotten.”
Wie de uitspraken van Mattias Desmet al volgt van in het begin en op zijn Facebookpagina de invloed van zijn narratief op zijn volgers en lezers opvolgt, weet dat het nog verder gaat. Wat Mattias Desmet heeft doen uitgroeien tot een fenomeen is het feit dat hij waarschuwt voor massavorming, door het creëren van massavorming. En dat op zo’n manier dat ik hem al heel snel de bijnaam Messias De Smid gaf.
Wat Desmet als ‘smeder’ doet, is de angst van zijn lezers en volgers opdrijven, zodat hij ze beter kan manipuleren in het eigen narratief waarin het risico op ‘een nieuw soort totalitarisme’ wordt aangebracht als alternatief object van angst dat nog schrikwekkender is dan het daadwerkelijk object van angst.
En dat geeft hij ook zelf toe, trouwens. Wanneer in een interview op ‘Pandemic podcast – question everything’ de interviewer vraagt wat (zelfverklaarde) wakkere (coronasceptische) mensen kunnen doen om nog meer mensen ‘wakker te schudden’, antwoordt Desmet:
(Parafrase)”Je kan het vergelijken met stukjes metaal. Om mensen wakker te schudden moet je metaal eerst verhitten door de angst op te drijven. Hiervoor kan je mensen een alternatief object van angst bieden, zoals het risico op een totalitaire staat. En wanneer je dan een alternatief narratief aanbiedt dat nog meer angst inboezemt dan het dominant narratief, dan kan je die 2 stukjes metaal tegen elkaar brengen en laat je ze samensmelten.
Dat werkt bij mij ook zeer goed. Bij interviews van mij die veel bekeken werden, hebben we dat eens gevraagd aan kijkers: ‘Wat was het juist in deze interviews dat je zo deed wakker schudden’. En wat ze zeiden was: ‘Wel, we werden heel erg bang. Heel erg bang van wat je ons zei over de gevaren van het risico op totalitarisme’. En ook propagandafilms van politieke partijen waar ik aan meewerkte waren soms zeer succesvol juist omdat we eerst angstwekkende beelden van totalitaire regimes lieten zien.’
Daarnaast gedraagt Desmet zich zowel in zijn boek als op social media duidelijk als ‘messias’ van de ‘seminale religieuze ervaring’ waaruit zijn hele narratief over totalitarisme is ontstaan.
Zo beschrijft Desmet heel nauwkeurig aan het begin van zijn boek uit welke Mozes-en-de-brandende-struik meets In-den-beginne-was-het-Woord en het-Woord-was-bij- God-en-het-Woord-was-God ‘De Psychologie van totalitarisme’ is ontstaan:
Een boek schrijven over totalitarisme - de gedachte bezocht mij voor het eerst op 4 november 2017. (…) Ik verbleef op dat moment in het chalet van een bevriend koppel in de Ardennen. In de vroegte van de ochtend (…) vouw ik daar graag mijn dagboek open om de gedachten neer te schrijven die zich ‘s nachts gesponnen hebben. (…) Die ochtend werd ik reëel en prangend een nieuw soort totalitarisme gewaar dat zich langzaam uit zijn zaad losmaakte en het weefsel van de samenleving deed verstarren”.
En op social media gedraagt Desmet zich steeds explicieter als een sekteleider met een hele ‘zwerm’ volgers om zich heen die hem devoot op handen dragen. En bij wie Desmet in de eerste plaats via desinformatie alle ijkpunten in de gedeelde feitelijkheid wegneemt om mensen te ontwortelen. Om vervolgens constant gemeenschappelijke vijandbeelden op te roepen om de zwerm bijeen te houden en zichzelf te kunnen profileren als 'beschermer' tegen dit voorgehouden vijandbeeld. En ten slotte ook de perceptie van 'niet gehoord', ‘onrechtvaardig behandeld' en 'uitgesloten' te zijn te cultiveren, kwestie van zichzelf te kunnen opwerpen als een soort van oervader, mascotte en martelaar, binnen de grote echokamer waarin zijn Facebookpagina is omgedoopt.
Religieus resoneren als tegengif voor totalitarisme
Nadat Desmet dus in deel 1 en deel 2 wetenschappelijke bevindingen en uitspraken van grote denkers op de meest vooringenomen manier verdraaid heeft om de lezer mee te krijgen in de idee dat het het geloof in het menselijk verstand is dat aan de basis ligt van het “nieuw soort totalitarisme dat zich merkwaardig realistisch aftekent aan de maatschappelijke horizon”, en nadat Desmet zichzelf een heroïsche verzetsrol tegen dat ‘nieuw soort totalitarisme’ aangemeten heeft door zichzelf te positioneren als een ‘kritische en wakkere stem’ binnen een samenleving die gehypnotiseerd zou zijn door de wetenschapsideologie, is het dus tijd om in deel 3 van zijn boek, een nieuwe ideologie voor te stellen die zou moeten fungeren als medicijn tegen totalitarisme.
“Het tegengif voor totalitarisme”, zo onthult Desmet op blz. 212 van zijn boek, “ligt dan ook in een levenshouding die zich niet blindstaart op rationeel begrijpen van de oppervlakkige verschijningsvormen van het leven en die voeling zoekt met de principes en de figuren die onder die verschijningsvormen verborgen liggen.”
Het komt er dus in de eerste plaats op neer om je te ontdoen van alles wat de ‘seminale religieuze ervaring’ (volgens Desmet dus de enige bron van een werkelijk weten) bezoedelt. Het ‘waanachtig geloof in het menselijke verstand’ in de eerste plaats. Want dat, die ‘hoogmoed’ van mensen die willen eten van ‘de boom van de kennis van goed en kwaad’, is hetgeen ons volgens Desmet in de staat van ‘zondeval’ heeft gebracht waarin we ons nu zouden bevinden. Immers, zo zegt Desmet in dit interview met Robert Mallone:
"Evil is that which destroys humanity. It is becoming more apparent that the root cause of evil is the obsessional, and often fanatic, blind belief in the potential of the rational human mind. When a human being starts to believe that it can grasp the essence of life within the categories of its own logical understanding; at that moment, when this rational view is imposed on the world, it destroys all humanity and all life. I believe the root cause of evil, the original sin, is that hubris. It’s the belief that through human dominance, we can grasp control and manipulate life within and without us.
We can never grasp true knowledge using the categories of thinking within our own rational mind. We can resonate with the eternal perennial knowledge surrounding us; we can participate in it, yet we can never contain it.”
Dat er effectief een “eternal perennial knowledge surrounding us’ is waarmee we kunnen resoneren, meent Desmet in ‘De psychologie van totalitarisme’ te kunnen ‘bewijzen’ door het waterrad van Lorenz op te roepen:
“Dit is zonder twijfel de belangrijkste les die het waterrad ons te leren heeft: men kan de specifieke gedragingen van het waterrad (niet voorspellen (…), maar men kan de principes wel leren kennen waarvolgens het zich gedraagt en de sublieme esthetische figuren leren aanvoelen die onder de chaotische oppervlakte van die gedragingen verborgen liggen. Op die manier is er geen rationele voorspelbaarheid, maar wel een bepaalde mate van intuïtieve voorspelbaarheid’ (blz. 208 – 209).
En die idee past Desmet toe op alles en iedereen:
“In dat opzicht leert het rad ons iets dat veel ruimer van toepassing is op de mens, de maatschappij, het leven en de natuur. (…) Net zoals bij het rad, volgt het leven wel bepaalde principes en liggen er onder het chaotische oppervlak ervan sublieme figuren verscholen. En dit is misschien de grootste opdracht van de mens: in alle complexiteit van het bestaan moet hij de tijdloze principes van het leven ontdekken. Hoe beter we die principes aanvoelen, hoe meer we het gevoel hebben iets van de essentie van het leven te begrijpen en in contact te staan met het grootste, ordenende principe dat uit heel het universum spreekt.” (blz. 210)
Dat er een ordenend principe uit heel het universum spreekt, zou dan weer blijken uit kwantummechanica en de chaostheorie
“Wetenschap streefde ernaar om het levende - het organische, het bewustzijn, enzovoort – tot het dode te herleiden (bijvoorbeeld tot mechanische chemische processen)”, zo beweert Desmet. Kwantummechanica en chaostheorie brengen dit wereldbeeld aan het wankelen. Ze zetten de omgekeerde beweging in en leunen veel meer aan bij het wereldbeeld van het vitalisme. Ze suggereren dat er leven en bewustzijn zit in allerlei fenomenen die we voorheen als dode, mechanische processen beschouwen. Denk aan de ruis op telefoonlijnen: hij is niet het passieve effect van alle soorten mechanische factoren, maar is zelforganiserend – er zit gerichtheid en gevoel voor esthetiek in.”
En dat ‘ordenend principe’ dat aan de oorzaak van alle vormen en ideeën ligt, zou dan weer een soort ‘Man met een Plan’ zijn, zo suggereert Desmet door te refereren aan de causaliteitstheorie van Aristoteles:
“Misschien wel het meest revolutionaire aan de chaostheorie is dat haar observaties toelaten om te zien dat er wel degelijk een finale en formele oorzaak werkzaam is in de natuur. Deze begrippen komen uit de causaliteitstheorie van Aristoteles en zijn onontbeerlijk om over oorzakelijkheid te denken. In een notendop samengevat, stelt deze theorie dat er vier soorten oorzaken zijn: de materiële, de efficiënte, de formele en de finale oorzaak.
Aristoteles illustreerde het verschil tussen de vier vaak aan de hand van de metafoor van het maken van een beeld. De materiële oorzaak van het beeld is de materie waaruit het gemaakt wordt (zonder die materie geen beeld). De efficiënte oorzaak zijn de bewegingen van de beeldhouwer die met beitel en hamer de steen transformeert tot een beeld. De formele oorzaak is het idee of de vorm van het beeld die in de geest van de beeldhouwer aanwezig is en bepaalt hoe hij zijn bewegingen zal sturen. De finale oorzaak is de intentie om een beeld te maken (bijvoorbeeld omdat iemand bij de beeldhouwer een beeld heeft besteld). “
De ‘big bang’ als oorsprongsverhaal volstaat dus niet. Er moet een ‘Oersmeder’ en een Genesisverhaal zijn voor Desmet.
“Het is duidelijk dat binnen een mechanistisch wereldbeeld enkel de materiële en de efficiënte oorzaak werkzaam worden geacht. Ooit zette het mechanistisch universum, als een verzameling materiële deeltjes, zich in gang en uit de initiële beweging van de deeltjes volgde al de rest. De deeltjes op zich zijn dus de materiële oorzaak, de bewegingen ervan die alle soorten effecten genereren, de efficiënte. Er kan binnen een dergelijk wereldbeeld echter op geen enkele manier verondersteld worden dat er bepaalde ‘vormen’ of ‘ideeën’ op voorhand bestaan (deze van bepaalde organismen bijvoorbeeld) die een invloed zouden uitoefenen op de manier waarop het materiele proces zich ontvouwt. De chaostheorie bewijst nochtans dat dergelijke vormen bestaan en dat ze op een coördinerende manier opereren.
Wat aangetoond werd voor de ruis op telefoonlijnen en het druppelen van kranen, kan veel ruimer doorgetrokken worden. De chaostheorie toont ons dat het berglandschap dat ons in ademloze bewondering vervoert, niet zomaar het effect is van een doods mechanistisch proces — toevallige mechanistische processen tussen tektonische platen, erosie, erupties van lava, enzovoort — maar dat een tijdloos en subliem idee de talloze mechanische processen gecoördineerd heeft die bij zijn vorming betrokken waren.
Misschien nog meer dan de kwantummechanica luidt de chaostheorie daarom een nieuw tijdperk in, het tijdperk dat historisch en logisch gezien volgt op de Verlichting; een tijdperk waarin het universum weer zwanger van zin is.”
Besluit
Het is een goede zaak dat de opleidingscommissie psychologie van de UGent beslist heeft dat het boek van Desmet geen verplichte leerstof meer mag zijn voor het vak Cultuur- en Maatschappijkritiek. Dat had het trouwens vorig jaar ‘in the first place’ al niet mogen zijn vermits het boek van Desmet niet als dusdanig op de ECTS-fiche van die cursus stond.
En het is een goede zaak dat Desmet niet meer alleen verantwoordelijk lesgever mag zijn voor dit vak. Zoals hij dat ook vorig jaar (het eerste jaar dat Desmet deze leerstoel van Paul Verhaeghe overnam) ‘in the first place’ beter ook niet was geweest, gezien de vele uiterst subjectieve en bij de haren gesleurde interpretaties van ons maatschappelijk functioneren die Desmet als academische waarheid voorstelt.
Maar als men daarbij louter schermt met argumenten als ‘verouderde wetenschap’, ‘slordigheden’ of ‘fouten’ zoals de UGent in het persbericht hierover deed of met zaken als “niet correct citeren, plagiëren, onderzoeksresultaten uit hun context trekken, data selectief gebruiken, cherrypicking, niet de meest actuele theoretische kaders gebruiken”, zoals decaan Ann Buyse nadien in De Standaard specifieerde zonder het duidelijk te illustreren, schept men, zoals zijn collegae ook al opmerkten, een gevaarlijk precedent m.b.t. de academische vrijheid. En dat alles zonder de kern van het probleem ‘Desmet’ te raken.
Want dit gaat immers al lang niet meer over de ene flagrante leugen over hypnose bij Alex Jones. En dit gaat al lang net meer over louter ‘coronascepticisme’. En dit gaat al lang niet meer over louter ‘desinformatie’, ‘pseudowetenschap’ of ‘een gebrek aan wetenschappelijke of academische integriteit’.
Het probleem met Mattias Desmet is dat een professor klinische psychologie van de UGent zich ontpopt heeft tot een propagandist van een religieuze ideologie waarbij het geloof in menselijk verstand des duivels zou zijn, die met zijn autoriteit van academicus uitspraken doet als “Onderwijs maakt ongetwijfeld dommer. Onderwijs is indoctrinatie en de voorbereidende fase die mensen vatbaar maakt voor propaganda” en die pleit voor een soort psychotisch ‘besproken/gesproken’ worden om tot het ware weten te komen, zoals ook uit dit filmpje van Desmet bij complotdenker Willem Engel blijkt.
Want het allertriest is dat het fenomeen Desmet slechts een symptoom is. Een symptoom van veel bredere tendens die een nog veel reëler gevaar voor de academische vrijheid, voor de wetenschap, de journalistiek en de democratie dan de figuur van Desmet alleen. Namelijk dat desinformatieverspreiders, complotdenkers of conspirituele goeroes als Desmet steeds openlijker worden ingezet als olie-op-het-voor-gooiers van wantrouwen en polarisatie enerzijds of als katalysator voor die vreemde allianties tussen new age esoterici op zoek naar liefde en verbinding en extreemrechtse complotdenkers anderzijds. Want er zullen nog Desmets opstaan in onze samenleving. Als ze dat al niet deden …
Voor een uitgebreide bespreking van het boek van Mattias Desmet, zie ‘Beschouwingen bij de psychologie van totalitarisme van Mattias Desmet’ door Wouter Mareels
Bedankt voor deze analyse, Eva. En hoewel verschillende zaken mijn petje wat te boven gaan, weet ik toch wel één en ander over hypnose. Ik heb de moeite genomen om een voordracht over zijn boek te beleven als toehoorder. Wat me daarbij opviel is dat Mattias wel degelijk verstand heeft hoe hij iets moet brengen (aan weinig kritische toehoorders). Hij stond er als een 'deskundige' te verklaren hoe alles in elkaar zit, waarbij de leken inwendig knikten omdat dit ondertussen toch al matchte met hun zienswijze.
Ik zag enigszins een vergelijking met de manier waarop Milton Erickson aan indirecte hypnose deed. Mensen (die jou al goed en goedgelovig gezind zijn) meenemen in jouw verhaal om jouw denkbeelden des te beter in te prenten. Zolang deze denkbeelden positief zijn, dan is dit best OK. De denkbeelden die Mattias echter probeert te verspreiden vind ik echter zorgwekkend (een beetje in de zin zoals Ad Verbrugge het ook verwoordde). Ergens zie ik dus Mattias eerder als een soort hypnotiseur die zijn toehoorders probeert te hypnotiseren om ze suggestief te overtuigen van 'zijn groot gelijk'.
Lieve mensen,
alvorens uw pijlen te richten op @Mattias Desmet ...
Vraag uzelf: waarom zijn Hydroxychloroquine (HCQ) en Ivermectine (IVM) verguisd als vroegbehandeling bij Corona ?
Deze medicijnen zijn zeer bekend en zeer veilig, in het ergste geval hadden ze geen effect gehad.
In plaats daarvan zijn deze medicijnen vrijwel verboden. Patienten kregen te horen dat ze thuis moesten wachten met Paracetamol tot hun lippen blauw werden, waarna ze in het ziekenhuis aan de beademing mochten, waarbij 50% overleed.
Artsen die 90-95% van de patienten genazen met HCQ of met IVM zijn voor de tuchtraad gesleept. Ondanks een superieure prestatie.
Vraag u dit af voordat u uw energie aan Desmet besteedt.