Denial: the unspeakable truth
“I want to show what denialism seeks to prevent: the exposure of dark desire. It is only when we look directly at this darkness that we can truly grasp why it is so unspeakable”. Zo luidt het opschrift op de cover van ‘Denial. The Unspeakable truth”, waarin socioloog Keith-Kahn Harris denialism recht in de ogen kijkt.
Wat hij daar aantreft is inderdaad iets ‘donkers’, dat hij tegelijkertijd ook begrijpt als menselijke reactie op de volatiele, onzekere, complexe en ambigue wereld waarin we leven. En op de "duistere verlangens" die onze moderne liberale samenlevingen misschien wel moreel verwerpen en onuitspreekbaar maken, maar die toch hun weg zoeken. En vinden.
Vrolijk word je niet van de lectuur. Maar het zet zeer zeker aan tot denken over deze tijden waarin klimaatontkenning, virusontkenning, wetenschapsontkenning, holocaustontkenning, feitenontkenning, fake news en post-truth hoogtij vieren. Tijden waarvan Keith Kahn-Harris oppert dat we misschien zelfs al een 'post-denialist age' aan het ingaan zijn…
Zaken ontkennen, of het nu t.o.v. de buitenwereld is of t.o.v. onszelf, doen we allemaal wel. “Denial”, zo zegt Paul Appelbaum - voormalig hoofd van de American Psychiatric Association, “is het vaak psychologisch gemotiveerd negeren van informatie die te verontrustend of angstwekkend zou zijn om toe te laten in iemands geloofssysteem.”
Denial verwijst m.a.w. naar het vermogen van individuen om zich af te sluiten van de realiteit van een bepaalde situatie omdat die anders te stressvol of te angstaanjagend zou zijn. Het is een psychologisch copingmechanisme, dat vaak onbewust plaatsvindt.
'Denialism' daarentegen is een veel actievere ontkenning van feiten en wetenschappelijke consensus. Het is een bewuste weigering om de realiteit zoals die is te erkennen en te accepteren en impliceert vaak een manipulatie van feiten, een selectief negeren van bewijs en het aanvallen van experts en wetenschappers die de mainstream consensus ondersteunen.
“Denialism is meer dan de zoveelste manifestatie van de humdrums van onze misleidingen en zelfbedrog. Het transformeert onze dagelijkse praktijk van ‘denial’ in een geheel nieuwe manier van kijken naar de wereld en - misschien wel het belangrijkste - in een collectieve prestatie.”, zo schrijft Kahn-Harris.
Verlangen als motor, het internet als katalysator
De Holocaust is nooit gebeurd. De planeet warmt niet op. AIDS bestaat niet. Vaccins schaden kinderen. De aarde is plat… Denialism komt in vele vormen voor.
Net zoals er verschillende soorten denialists zijn. Van degenen die sceptisch staan tegenover alle gevestigde kennis tot degenen die één soort kennis in twijfel trekken, van degenen die actief bijdragen aan de totstandkoming van ontkenningswetenschap, tot degenen die deze passief consumeren; van degenen die rotsvast overtuigd zijn van hun eigen gelijk, tot degenen die er zich toch nog vraagtekens bij stellen.
Maar wat ze allemaal gemeen hebben, is een bepaald soort verlangen. Dit verlangen - dat iets niet waar is - is de motor van het denialism, zo stelt Keith Kahn-Harris.
En het internet fungeert als katalysator. Want naarmate ‘informatie’ online vrijer toegankelijk werd, ‘onderzoek’ steeds meer opengesteld werd voor iedereen met een webbrowser en voorheen marginale stemmen op social media steeds grote hoeveelheden toehoorders achter zich kunnen scharen, heeft denialism zich steeds meer kunnen verplaatsen van de marge naar het centrum van het publieke debat.
Ene wetenschap inruilen voor de andere
Denialism wordt vaak afgeschilderd als een ‘oorlog tegen de wetenschap’. Een misverstand, betoogt Kahn-Harris. Denialism en andere vormen van pseudo-wetenschap mogen dan wel niet de gangbare wetenschappelijke methoden volgen en die zelfs perverteren, maar denialism doet dit wel degelijk in naam van de wetenschap. Denialism is er niet op gericht de wetenschap zelf te vervangen, maar wel door de ene soort wetenschap te vervangen door een andere. Denialists zijn wanhopig op zoek naar de publieke bevestiging die de wetenschap biedt.
En hoewel denialism soms wordt gezien als onderdeel van een postmoderne aanval op de waarheid, is de ontkenner net zo gehecht aan noties van wetenschappelijke objectiviteit als de meest positivistische mechanistisch-materialistisch denker. Zelfs degenen die zich werkelijk inzetten voor alternatieven voor de westerse rationaliteit en wetenschap kunnen een denialism-retoriek hanteren die precies overeenkomt met het soort sciëntisme dat zij verachten.
Anti-vaxxers, bijvoorbeeld, willen hun kritiek op de westerse geneeskunde laten bekrachtigen door de westerse geneeskunde. En new-age-vormen van denialism nemen vaak hun toevlucht tot kwantumwetenschappen in een poging te ‘bewijzen’ dat “het ultieme weten zich buiten ons bevindt en sluimert in de dingen” en we dienen te “resoneren met sublieme esthetische figuren om terug in contact te komen met het Ordenend Principe”, zoals bv. Mattias Desmet doet.
De onuitspreekbare waarheid
Dat denialism verraderlijk en schadelijk is, staat buiten kijf. Holocaustontkenners hebben historici lastiggevallen en overlevenden misbruikt. Ontkenners van klimaatverandering hebben goed gefinancierde instellingen en lobbygroepen opgericht om maatregelen tegen de opwarming van de aarde tegen te gaan. AIDS-ontkenners hebben behandelingsprogramma's in Afrika tegengehouden…
Dit alles is al erg genoeg, maar wat als, zoals Keith Kahn-Harris zich afvraagt, er eigenlijk veel donkerdere, onuitsprekelijke verlangens achter denialism schuilgaan?
Kahn-Harris gaat niet op zoek naar de argumenten van de ontkenners, maar onderzoekt de ongemakkelijke waarheid die erachter zit. En de eigen ongemakkelijke conclusie die hij eruit trekt, is dat met denialists niet logisch te redeneren valt, noch dat denialism tot zwijgen kan worden gebracht. Meer zelfs: dat men dat misschien beter zelfs niet eens probeert. Omdat de “duistere verlangens” die erin broeien toch hun weg vinden. En – onuitgesproken – onderweg wellicht nog intensifiëren.
Volgens Keith Kahn-Harris is er dan ook geen ander alternatief dan denialists op één of andere manier in staat te stellen uitdrukking te geven aan de “duistere verlangens” die ze proberen te verbergen. Een huiveringwekkend vooruitzicht, zo geeft hij zelf ook toe, maar misschien kunnen we, als we het feit van "morele diversiteit" accepteren en deze verschillen in de openbaarheid brengen, nieuwe en betere argumenten aanvoeren tegen de verborgen agenda's van de ontkenners, betoogt hij.
(Post-) Denialism Playbook
Kahn-Harris kijkt denialism recht in de ogen maar peilt nu ook niet naar de diepste krochten van de denialist ziel.
”Vandaar dat de termen “duistere verlangens”, “de onspreekbare waarheid” misschien wel wat wrevel opwekken bij bv. psychoanalytici die als lang weten dat we het ondraaglijke en onuitspreekbare dat men in psychoanalyse wel eens ‘het Reële’ noemt het liefst buiten ons plaatsen, om er dan met al te menselijke constructies en fantasmen op los te fantaseren.
Maar Kahn Harris pretendeert ook niet aan (massa)psychologie te doen of zo. Hij bestudeert vooral het narratief van denialists, waardoor we – naar analogie met het Anti-Vaxx Playbook - tot een soort van ‘Denialism Playbook’ zouden kunnen komen.
Vooral het voorlaatste hoofdstuk in het boek van Kahn-Harris, “The Post-Denialist Age”, is op dat vlak machtig interessant.
Daarin verwijst Kahn-Harris bv. naar de “intelligent design theory” (de overtuiging dat het leven en het universum alleen kunnen zijn ontstaan als een bewuste daad van een 'ontwerper' - het woord God wordt niet altijd genoemd - met een ‘algemeen plan’) die vandaag de dag duidelijk opgang vindt, bv. zeer duidelijk in het boek van Desmet terugvindt maar naar ik hoorde ook wel in dat van Bruno Latour (waar ik echter geen stellige uitspraken over kan doen wegens niet gelezen.)
"Hoewel de intelligent design theorie pas onlangs een volwaardige denialist-school is geworden, put zij uit eeuwenoude diepe theologische wortels. Haar grote voordeel is dat zij indruk kan maken en op het verkeerde been kan zetten door ongegeneerde wetenschappelijke taal en een comfortabeler thuis kan bieden aan theïsten die evolutie niet kunnen aanvaarden maar er niet in slagen te bewijzen dat de wereld in zes dagen is geschapen."
Ook relativeren in plaats van hardweg te ontkennen is een ‘soft denialism’-trend die vandaag de dag heel duidelijk te bespeuren valt. Zo zegt Kahn-Haris over de relativering van de Holocaust: "Zonder de moord op Joden daadwerkelijk te ontkennen, kan sof denialism even effectief, misschien wel effectiever zijn dan volledig ontkenningsdenken om in ieder geval niet-Duitse genocidairs te rehabiliteren. Het vereist slechts een relatief kleine draai aan onbetwistbare historische feiten om dit te doen".
Zoals bv. alweer Desmet doet wanneer hij in Homeopatisch Bekeken laat noteren: “Er zijn natuurlijk complotten. De tweede wereldoorlog was het perfecte voorbeeld. Gans de nazi destructiemachine was een complot, door 5 mensen opgezet. Er waren er maar 5, al de rest liep mee in het verhaal, op de meest onwaarschijnlijk blinde manier, je kan je dat niet inbeelden, en toch is het zo gebeurd. Er waren er daar 5 die wisten dat al die gebouwen gebouwd werden om te vernietigen, de rest draaide daar in mee. De joden zelf, waren zo blind als een mol, ze gingen naar het station, ze stapten op de trein, ze reden ernaar toe, ze betaalden hun kaartje, ze organiseerden de deportatie, en dat klein groepje joden dat bezig was met de woorden ‘doe dat toch niet, je weet toch waar je naartoe rijdt, je rijdt naar je ondergang, je rijdt naar je begrafenis’, die werden typisch, ook toen al, verweten complotdenkers te zijn.”
Idem dito wat het ‘soft denialism’ van klimaatopwarming betreft, waarbij de realiteit van het probleem dan misschien wel (deels) erkend wordt, maar waarbij men zich verzet tegen de noodzaak om actie te ondernemen om het probleem aan te pakken.
Zoals de klimaatbeweging volgens Desmet geen noodzakelijke vorm van activisme is maar gedreven wordt uit angst omwille van een ‘klimaatverhaal’ dat ons wordt opgedrongen om ons te totalitariseren.
Ook merkt Kahn-Harris de proliferatie van multi-denialists op, die niet slechts één maar een hele reeks wetenschappen en wetenschappelijke consensussen afwijzen, zoals bv. ‘waarheidsbewegingen’ het 'officiële verhaal' verwerpen, precies omdat het het ‘officiële verhaal’ cq. het ‘dominant narratief’ betreft en volgens de multi-denialisten dus per definitie niet ‘waar’ kan zijn.
Zoals Desmet die met uitspraken als “De angst voor het virus is gevaarlijker is dan het virus zelf” of “In de coronacrisis is de publieke opinie in de greep van absurde oordelen”, in een mum van tijd een grote groep zogenaamde ‘coronasceptische’ mensen achter zich wist te scharen. Mensen die zichzelf als ‘wakker’ pleegden te bestempelen en die van Mattias Desmet te horen kregen dat mensen die ‘meegingen in het coronaverhaal’ als het ware ‘gehypnotiseerd’ zouden zijn door “een gedeeld maatschappelijk verhaal dat immuun wordt voor kritiek en zichzelf tot in het absurde toe bevestigt”, en opvallend gemakkelijk ‘absurde maatregelen’ aanvaarden.
“Het voortdurend ondermijnen van mainstream expertise kan de weg vrijmaken voor een nieuwe en radicale benadering van kennis.”, zegt Kahn-Harris hierover. “In deze benadering worden wetenschap en empirisch onderzoek behandeld als een belemmering voor kennis'. (…) Het post-denialist concept van waarheid is er een waarin het individu de arbiter is van wat waar is. Dit is een dieper soort waarheid die verder gaat dan wat een individu zegt en wat er in de wereld gebeurt. (...) Waarheid wordt een soort oerkracht, bijna voorbij woorden, zeker voorbij feiten. Het wordt een gevoel (wat Stephen Cilber memorabel beschreef als 'truthism’), een gevoel dat alleen degenen met een onvervuilde geest bezitten."
Zie bv. de ‘onbezoedelde’ ‘seminale religieuze ervaring’ als enige bron van waarachtig weten waar alweer iemand als Desmet voor pleit.
Elk zijn waarheid
Denialism heeft dus de weg vrijgemaakt voor de recente opkomst van wat Kahn-Harris post-denialism noemt: een belangrijk onderdeel van de fake news - en post-truth- wereld.
“Terwijl het denialism - uitvoerig - verklaart, beweert het post-denialism. Waar het ontkenningsdenken nauwgezet doordacht is, is het post-denialism instinctief. Terwijl denialism gedisciplineerd is, is post-denialism anarchistisch.”, zo zegt Kahn-Harris hierover.
Het ‘luie’ denialism van de post-denialists berust op de zekerheid die voortkomt uit de wetenschap dat generaties van denialists al genoeg twijfel hebben gecreëerd; het enige wat mensen als Trump en andere menners van het post-denialism hoeven te doen is vaag in een denialist richting te wijzen.
“Het internet is een belangrijke factor geweest in deze verzwakking van de zelfdiscipline van de ontkenners. De onmatigheid van de online wereld duwt het denialism zo ver dat het uit elkaar begint te vallen. De nieuwe generatie denialisrs creëert niet zozeer nieuwe, alternatieve orthodoxieën, maar vernietigt het idee van orthodoxie zelf. Het collectieve, institutionele werk om een substantieel bolwerk op te bouwen tegen de wetenschappelijke consensus maakt plaats voor een soort free-for-all.”
Hoewel het post-denialism nog steeds gebaseerd is op de ontkenning van een gevestigde waarheid, reveleren de post-denialist methoden volgens Kahn-Harris een dieper soort verlangen: de waarheid zelf opnieuw maken, de wereld opnieuw maken, de macht vrijmaken om de werkelijkheid zelf opnieuw te ordenen en zijn stempel op de planeet te drukken.
Waar het in het post-denialism om gaat is niet zozeer de vestiging van een alternatieve wetenschappelijke geloofwaardigheid, als wel jezelf de algemene toestemming geven om de wereld te zien zoals je wilt en je meest “duistere” verlangens, zoals Kahn-Harris die noemt, onbeteugeld bot te vieren.
Elk zijn waarheid en elk zijn vrijheid dus. Als een soort van recht dat kan en moet worden opgeëist ten koste van de ander die dat ‘recht’ zou bedreigen.