"De mens is ongeneeslijk religieus"
Het is al meer dan 140 jaar geleden dat Nietzsche de dood van God verkondigde, en bijna 70 jaar sinds Time Magazine dezelfde boodschap op zijn cover plaatste.
Maar ondanks de afname van de deelname aan traditionele geloofssystemen, lege kerken en een afnemend geloof in een bovennatuurlijke, goddelijke autoriteit, blijft de moderne mens “ongeneeslijk religieus”, zoals onder andere de Russische religieus-filosoof Nikolai Berdyaev, de Duitse theoloog en filosoof Dietrich Bonhoeffer en de Nederlands theoloog Harry Kuitert betoogden. En blijft de mens dus een ingeboren spirituele dimensie hebben: een verlangen naar vervulling, verbinding, naar een dieper begrip van het bestaan en naar een iets 'meer' en iets 'anders' dat de alledaagse realiteit overstijgt.
Dit verlangen lijkt vandaag de dag zelfs sterker dan ooit, wanneer we kijken naar het bloeiend religieus landschap dat opkwam vanuit de kaalslag van het goddeloze postmodernisme dat Tara Isabella Burton in haar boek "Strange Rites: New Religions for a Godless World" op heldere en expressieve wijze beschrijft en analyseert.
Wat definieert religie eigenlijk?
Traditioneel begrijpen we religie als synoniem van godsdienst. En denken we aan gevestigde godsdiensten zoals het christendom, het jodendom, de islam, her hindoeïsme en het boeddhisme. Maar dat vertelt ons niet wat religie is, alleen wat de samenleving beschouwt als "echte religies" in hun institutionele vorm.
Want wat te denken van nieuwere religieuze groepen, zoals de New Age-beweging, Scientology, de Unification Church en hedendaagse vormen van heidendom, die geen godsdiensten zijn maar ook als religie worden erkend door volgelingen, religieuze studies en soms zelfs door bepaalde juridische of institutionele entiteiten?
Is religie dan eenvoudigweg het geloof in een hogere macht, zoals 19de-eeuwse geleerden stelden?
Maar hoe zit het dan met stromingen zoals het confucianisme of het zenboeddhisme, die als religies worden erkend zonder te voldoen aan traditionele theologische verwachtingen en zonder expliciete claims over het goddelijke te maken?
Misschien is de definitie van Patrick Loobuyck, volgens wie religie "fundamenteel slaat op hoe de mens zicht verhoudt tot datgene wat hem overstijgt”, beter geschikt. Net als de aanvulling dat die verhouding “tot uiting komt in overtuigingen, opvattingen, praktijken en rituelen, die de mens plaatsen in een groter geheel?”
Maar dan roept de verdere uitleg van Loobuyck in dit interview voor Voorproevers dan weer vragen op. Meer bepaald de stelling alsof het begrip van “God als liefde” bijvoorbeeld geen “echte religie” zou zijn, daarbij verwijzend naar de uitspraak"Wie symbolisch gelooft is letterlijk atheïst" van Mortier). Of die waarbij het letterlijk geloof in mirakels en wonderen als voorwaarde wordt gesteld om van een “echte religie” te kunnen spreken, en dat louter en alleen omdat de geschiedenis uitwijst dat enkel deze religies een grote aanhang kunnen kennen.
Want dit lijkt toch wel de diversiteit aan spirituele ervaringen en moderne interpretaties van religiositeit te negeren, die zich niet noodzakelijk baseren op traditionele dogma's, maar wel degelijk de menselijke relatie met het transcendente of het grotere geheel verkennen?
En het staat in schril contrast met de vele nieuwe geloofsuitingen die Tara Isabella Burton bespreekt: van techno-utopisme in Silicon Valley tot hedendaags occultisme, van fan-cultuur tot polyamoreuze en op kink gebaseerde gemeenschappen, van sociaal rechtvaardigheidsactivisme tot aanhangers van Jordan Peterson, van wellness-cultuur tot reactionair alt-right…
Want ook dit zijn stuk voor stuk uitingen van “nieuwe religies in een goddeloze wereld” die weliswaar nieuw zijn en die we weliswaar niet als “echte religies”, beschouwen, maar waarvan Burton duidelijk aantoont dat ze ons wel voorzien van de pijlers van wat religie altijd heeft geboden: betekenis, doel, gemeenschap en ritueel, zo betoogt Burton.
Meer dan georganiseerd geloof
Dat religie verder gaat dan georganiseerd geloof in een god of andere transcendente entiteit en dat het kan bestaan als sociale, culturele en morele fenomenen zonder expliciet afhankelijk te zijn van traditionele theologische verklaringen over een hogere macht, benadrukten ook denkers als Émile Durkheim, Peter Berger en Clifford Geertz.
In zijn werk "De elementaire vormen van het religieuze leven" uit 1911 beschreef Durkheim religie als de bindende kracht die een samenleving verenigt. Hij benadrukte dat religie fungeert als een bindmiddel en versterker van de identiteit van een groep mensen door middel van rituelen en overtuigingen die hun gemeenschappelijke identiteit versterken.
Voor Durkheim was religie een "geünificeerd systeem van overtuigingen en praktijken die allen die eraan vasthouden, verenigen in één enkele morele gemeenschap die een Kerk wordt genoemd." Deze "Kerk" werd in stand gehouden door de collectieve energie van haar aanhangers, een proces dat Durkheim "collectieve opwinding" noemt. Deze collectieve opwinding, een gedeelde, extatische en sociaal samenhangende actie, is zowel een resultaat als een versterking van het gevoel van lidmaatschap van die "Kerk".
Durkheim benadrukte dat de metafysische aspecten of geuite ideeën niet de kern vormden van zijn theorie. Voor hem was "religieuze kracht" in feite niets anders dan de collectieve en anonieme kracht van de groep of de clan. Het essentiële punt is dat de deelnemers een gemeenschappelijk symbolisch object van verering hebben en rituelen en routines gebruiken om hun sociale banden rond dat object te versterken.
Berger karakteriseerde religie dan weer als een manier waarop mensen een geordend beeld van de wereld internaliseren en bepalen hoe ze binnen die wereld moeten handelen.
In zijn boek “The Sacred Canopy” uit 1967 beschrijft Berger religie als de "nomos", een schild tegen existentiële angst en het verlangen naar betekenis. Hij benadrukt het aangeboren menselijke verlangen om een betekenisvolle structuur aan de realiteit toe te kennen. Volgens Berger fungeert religie als een heilige overkoepeling, waarin de “nomos” - gekoppeld aan metafysische waarheden - fungeert als een beschermend kader tegen de existentiële leegte die we ervaren wanneer we worden geconfronteerd met het lijden en de chaos in het bestaan. Dit helpt ons om betekenis te geven aan ons bestaan en om te gaan met vragen over het kwaad in de wereld.
Berger benadrukt dat de sociale functie van religie niet alleen ligt in het bieden van persoonlijke zingeving, maar ook in het kaderen van individuele identiteiten binnen een collectief verhaal. Dit gaat over meer dan alleen geluk; het draait vooral om het verlenen van betekenis aan het bestaan
Geertz, ten slotte, droeg ook bij aan het begrip van religie door een benadering te hanteren die zowel elementen van Durkheim als Berger omvat. Net als Berger legt Geertz de nadruk op het idee dat religie een manier is om betekenis te geven aan de wereld, maar hij benadrukt ook het sociale aspect van die betekenisgeving, zoals Durkheim doet.
In "The Interpretation of Cultures" uit 1973, beschrijft Geertz religie als "een systeem van symbolen dat krachtige, alomtegenwoordige en langdurige gemoedstoestanden bij mensen vestigt door concepten van een algemene ordening van het bestaan te formuleren en deze opvattingen te omgeven met een aura van feitelijkheid, zodat de stemmingen en motivaties uniek realistisch lijken."
Volgens Geertz is religie dus vergelijkbaar met taal: een communicatiemiddel om de betekenis van de wereld te uiten en te versterken. Hij legt de focus op de subjectieve, persoonlijke en emotionele ervaring die religies bieden. En hij benadrukt ook de rol van symbolen en concepten van betekenis en realiteit die binnen religieuze praktijken worden gecreëerd, waardoor mensen zich verbonden kunnen voelen met een grotere ordening van het bestaan.
Nieuwe religies in een goddeloze wereld
Durkheim, Berger en Geertz zijn slechts enkele denkers die de afgelopen eeuw hebben geholpen om de definitie van religie uit te breiden naar iets dat verder reikt dan het “georganiseerd geloof in een hogere macht” alleen.
Ze doen ons begrijpen dat religie een tweeledige rol vervult, zowel op individueel als op maatschappelijk niveau, door ons een gevoel van verbondenheid te geven met onze wereld, onze plaats daarin, en onze relaties met anderen. Want is dat niet precies waar het woord ‘religie’ oorspronkelijk naar verwijst - van het Latijnse ‘religio’, dat ‘innerlijke plicht’ of ‘re-’ (opnieuw) ‘ligare’ (verbinden) betekent?
In die zin is de mens van nature een religieus wezen en sterft de religieuze impuls nooit, maar wordt die simpelweg omgeleid naar andere geloofssystemen en -structuren in zijn zoektocht naar bevrediging van onze diepgewortelde behoefte aan betekenis, doel, gemeenschap en ritueel
Wanneer we kijken naar het hedendaagse religieuze landschap dat Tara Isabella Burton beschrijft in "Strange Rites: New Religions for a Godless World”, lijkt die behoefte zelfs groter dan ooit. Want zoals Burton overtuigend aantoont maakt de Westerse religieuze cultuur helemaal geen neergang door, maar beleeft die juist een een renaissance die vergelijkbaar is met de “Great Awakening” van eeuwen geleden. En hebben we in het Westen, ondanks de opkomst van mensen die zichzelf definiëren als “zonder religieuze overtuiging” (de zogenaamde “nones”), op de kale basis van een “goddeloze wereld” een myriade aan nieuwe religies gecreëerd.
Deze nieuwe religies pretenderen elk op hun eigen wijze een duidelijke, zij het niet-theïstische, verklaring van de zin van de wereld te bieden (betekenis). Ze bieden mensen een gevoel van het kunnen vormgeven van hun leven in overeenstemming met die betekenis en ze bieden de idee dat de persoonlijke besluitvorming van mensen geworteld is in een groter verhaal over waarom de wereld is zoals die is en wie (of wat) daar verantwoordelijk voor is (doel). Ze pretenderen alternatieve bronnen van verbinding te bieden (gemeenschap). En ze reiken gebruiken aan waarmee aanhangers hun rol in de gemeenschap en hun gevoel van doel in het grote verhaal menen te kunnen bevestigen (rituelen).
Maar slagen ze daarin? Daarover later meer…