Look up, Boudry. Look down, Desmet.
𝗛𝗲𝘁 𝗶𝘀 𝗲𝗲𝗻 𝗴𝗼𝗲𝗱𝗲 𝘇𝗮𝗮𝗸 𝗱𝗮𝘁 𝗮𝗰𝗮𝗱𝗲𝗺𝗶𝗰𝗶 𝘇𝗼𝗮𝗹𝘀 𝗠𝗮𝗮𝗿𝘁𝗲𝗻 𝗕𝗼𝘂𝗱𝗿𝘆 𝗱𝗲 𝘃𝗼𝗼𝗿𝗯𝗶𝗷𝗲 𝘄𝗲𝗸𝗲𝗻 𝗼𝗽𝗲𝗻𝗹𝗶𝗷𝗸 𝗮𝗳𝘀𝘁𝗮𝗻𝗱 𝗻𝗮𝗺𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 '𝗱𝗲 𝘀𝗰𝗵𝗮𝗱𝗲𝗹𝗶𝗷𝗸𝗲 𝗼𝗻𝘇𝗶𝗻' 𝗱𝗶𝗲 𝗽𝗿𝗼𝗳𝗲𝘀𝘀𝗼𝗿 𝗸𝗹𝗶𝗻𝗶𝘀𝗰𝗵𝗲 𝗽𝘀𝘆𝗰𝗵𝗼𝗹𝗼𝗴𝗶𝗲 𝗠𝗮𝘁𝘁𝗶𝗮𝘀 𝗗𝗲𝘀𝗺𝗲𝘁 𝗻𝘂 𝗮𝗹 𝗲𝗲𝗻 𝗵𝗲𝗹𝗲 𝘁𝗶𝗷𝗱 𝘃𝗲𝗿𝘀𝗽𝗿𝗲𝗶𝗱𝘁. 𝗔𝗹 𝗶𝘀 𝗵𝗲𝘁 𝘇𝗼𝗻𝗱𝗲 𝗱𝗮𝘁 𝗵𝗲𝘁 𝗱𝗲𝗯𝗮𝘁 𝗴𝗲𝗳𝗼𝗰𝘂𝘀𝘁 𝗯𝗹𝗶𝗷𝗳𝘁 𝗼𝗽 𝗱𝗲𝘀𝗶𝗻𝗳𝗼𝗿𝗺𝗮𝘁𝗶𝗲 𝗲𝗻 𝗽𝘀𝗲𝘂𝗱𝗼𝘄𝗲𝘁𝗲𝗻𝘀𝗰𝗵𝗮𝗽. 𝗘𝗻 𝗶𝘀 𝗵𝗲𝘁 𝗮𝗹 𝗵𝗲𝗹𝗲𝗺𝗮𝗮𝗹 𝘁𝗿𝗶𝗲𝘀𝘁 𝗱𝗮𝘁 𝗕𝗼𝘂𝗱𝗿𝘆 𝗵𝗲𝘁 𝗽𝗿𝗼𝗯𝗹𝗲𝗲𝗺 𝗗𝗲𝘀𝗺𝗲𝘁 𝗮𝗳𝗵𝗮𝗻𝗱𝗲𝗹𝗱𝗲 𝗮𝗹𝘀 𝘁𝗮𝗰𝘁𝗶𝗲𝗸 𝗶𝗻 𝘇𝗶𝗷𝗻 𝗮𝗳𝗳𝗲𝗰𝘁𝗶𝗲𝘃𝗲 𝗵𝗲𝗸𝘀𝗲𝗻𝗷𝗮𝗰𝗵𝘁 𝘁𝗲𝗴𝗲𝗻 𝗱𝗲 𝗽𝘀𝘆𝗰𝗵𝗼𝗮𝗻𝗮𝗹𝘆𝘀𝗲. 𝗪𝗮𝗻𝘁 𝘇𝗼 𝗴𝗮𝗮𝘁 𝗵𝗶𝗷 𝘃𝗼𝗼𝗿𝗯𝗶𝗷 𝗮𝗮𝗻 𝗵𝗲𝘁 𝗲𝗶𝗴𝗲𝗻𝗹𝗶𝗷𝗸𝗲 𝗽𝗿𝗼𝗯𝗹𝗲𝗲𝗺.
Het gebeurt wel vaker dat Maarten Boudry uitspraken over de psychoanalyse doet die duidelijk maken dat hij een nogal eenzijdige interpretatie van de psychoanalyse hanteert, en bitter weinig weet over haar theorievorming en praktijk van vandaag de dag. En dat terwijl Boudry blijkbaar wel in de volle overtuiging is dat wat hij over psychoanalyse beweert juist is, en die beweringen ook als dusdanig poneert: als feiten en waarheden waar hij zo zeker van is dat ze niet hoeven en kunnen worden bevraagd. Je kan dat allemaal niet serieus noemen. Laat staan kritisch. En al helemaal niet sceptisch.
Het was dan ook perfect voorspelbaar dat Boudry ‘de schadelijke onzin’ die Mattias Desmet, die psychoanalytisch geschoold is, de laatste jaren met de autoriteit van zijn academische titel verspreidt op tal van bedenkelijke fora en in zijn boek ‘De psychologie van totalitarisme’ verspreidt, zou gebruiken als stok om de psychoanalyse mee te slaan.
Maar wie wel iets van psychoanalyse kent, is formeel. “Desmet spreekt ten persoonlijke titel. Dit heeft niets met psychoanalyse te maken.”, stelde Stijn Van Heule, voorzitter van de vakgroep psychoanalyse van de UGent, klaar en duidelijk in De Standaard. “Mattias De Smet is het spoor volledig bijster”, vulde Desmets leermeester Paul Verhaeghe later in diezelfde krant aan.
𝗠𝗲𝘀𝘀𝗶𝗮𝘀 𝘁𝗲𝗴𝗲𝗻 𝗱𝗲 𝘄𝗲𝘁𝗲𝗻𝘀𝗰𝗵𝗮𝗽
Let wel, Boudry heeft uiteraard gelijk dat er in de uitspraken van Desmet een groot aantal verkeerde voorstellingen van de realiteit, onfeitelijkheden en regelrechte leugens te bespeuren vallen. En Boudry heeft eveneens gelijk wanneer hij opmerkt dat Desmet zich aan een pseudowetenschappelijk argumentatie bezondigt wanneer hij quotes van grote wetenschappers zoals René Thom, Niehs Bohr of James Gleick uit context trekt en zo verdraait dat het lijkt alsof hun uitspraken het narratief van Desmet zouden ‘bewijzen’ terwijl ze niet eens hebben bedoeld wat Desmet hen laat zeggen.
Maar wanneer Boudry niet alleen beargumenteert dat de totalitariserende massavormingstheorie van Desmet op psychoanalytische leest zou zijn gestoeld (quod non dus) , maar ook zelf nog eens begint met bij de haren getrokken ‘pseudo-psychoanalytische duidingen’ (Kleine Hans, Krankheitsbedürfnis,…) om de pseudowetenschappelijke redenering aan te klagen die Desmet ertoe doen besluiten dat een wetenschappelijke methodologie op basis van waarnemingen en statistiek niet tot weten zou kunnen leiden en dat weten enkel zou kunnen voortkomen uit een “seminale religieuze ervaring” en een “empathisch resoneren”, wordt het potsierlijk.
Potsierlijk, maar ook triest. Want mocht Boudry verder gekeken hebben dan naar desinformatie en pseudowetenschappen alleen, en mocht Boudry zichzelf niet hebben laten verblinden door een viscerale afkeer van alles wat hij als pseudowetenschappen beschouwt omdat ze niet volgens dezelfde wetenschappelijke methodologie werken als die die hij gewoon is, dan had hij kunnen vaststellen dat de hele discussie over wetenschappelijke integriteit m.b.t. Desmet zelfs niet eens hoeft te worden gevoerd. Hetgeen Desmet verpakt als maatschappijkritiek is immers overduidelijk van de orde van het religieuze. En de religie die Desmet predikt is expliciet anti-wetenschappelijk bovendien.
Desmet zegt het in zijn boek ‘De psychologie van totalitarisme’ gewoon zelf… En Boudry had het gewoon kunnen lezen hoe Desmet ten prooi is gevallen aan een messiaswaan na een ‘epifanie’ op een ochtend in een chalet in de Ardennen waar Desmet zich “reëel en prangend” gewaar werd van “een nieuw soort totalitarisme gewaar dat zich langzaam uit zijn zaad losmaakte en het weefsel van de samenleving deed verstarren”, hoe Desmet zijn eigen nachtmerriescenario’s en complottheorieën op een massavormende en totalitariserende manier als obscure onheilsprofetieën brengt en hoe Desmet in de religie die hij predikt precies zij die “het onmeetbare krampachtig in cijfers proberen duwen” of die “waanachtig geloven in de almacht van het menselijk verstand’ in de rol van baarlijke duivel duwt.
𝗖𝗼𝗻𝘀𝗽𝗶𝗿𝗶𝘁𝘂𝗲𝗹𝗲 𝗸𝗮𝘁𝗮𝗹𝘆𝘀𝗮𝘁𝗼𝗿
Het allertriest is dat Boudry zo voorbijgaat aan het feit dat Desmet slechts een symptoom is. Een symptoom van een tendens waarbij conspirituele goeroes als Desmet steeds openlijker worden ingezet als katalysator voor die vreemde allianties tussen new age esoterici op zoek naar liefde en verbinding enerzijds en extreemrechtse complotdenkers anderzijds. En het zijn precies die allianties die een nog reëler gevaar vormen voor de wetenschappen, het onderwijs en de democratie dan de figuur van Desmet alleen.
Want dat een professor klinische psychologie is kunnen uitgroeien tot visionair dystopisch ziener van een massavormend totalitarisme waaraan hij zelf een zorgwekkend grote steen bijdraagt, is precies omdat hij zichzelf in zijn messiaswaan als evangelist voor de kar laat spannen van anti-establishment die hem met zijn disruptief discours maar al te graag een podium geven.
En dat Desmet zo is kunnen uitgroeien tot een fenomeen, is juist een gevolg van het feit dat er overduidelijk heel veel mensen zijn die ‘ideologisch braak liggen’ en duidelijk niet worden ‘bediend’, laat staan ‘begeesterd’, door een denken over mens en maatschappij dat louter van de orde van het rationele, het concrete, het feitelijke en het meetbare is - zoals het denken dat Boudry voorstaat.
Wanneer we dan nog eens worden overspoeld door ontelbare stromen aan desinformatie gepromoot door internationale alt right-groeperingen, laat een hele groep mensen die blijkbaar geen toegang meer hebben tot nuchtere analyse, zich dus overduidelijk makkelijk ontwortelen door een discours waarin gesproken wordt van “liefde en verbinding” , zelfs al is dat discours zelf gebaseerd op een persoonlijk waanconstruct dat weinig uitstaans heeft met de échte gedeelde samenleving en waarin er weinig is dat mensen daadwerkelijk verbindt.
En dat discours hoeft vandaag de dag zelfs niet echt begrepen te worden of juist te zijn. Neen, als men ermee “resoneert” omdat het 'juist-achtig aanvoelt', is dat voor veel mensen blijkbaar al voldoende. Ook al is dat discours expliciet anti-wetenschappelijk en anti-feitelijk is en wordt het feitelijke en ook al wordt de gedeelde waarneming zelfs als vijand voorgesteld. Want zo worden het wantrouwen en de polarisering alleen maar groter te maken.
𝗖𝗼𝗵𝗲𝘀𝗶𝗲𝗯𝗲𝘃𝗼𝗿𝗱𝗲𝗿𝗲𝗻𝗱𝗲 𝗲𝗻-𝗲𝗻-𝘃𝗲𝗿𝗵𝗮𝗹𝗲𝗻
Willen we streven naar een écht nieuw groot verhaal, dat gebaseerd is op de échte gedeelde samenleving, dat écht sturing geeft én echt verbindt, in plaats van onheilsprofeten als Desmet vrij spel te geven om de – in deze tijden van post-truth en post-science – vage grens tussen feit en fictie naar hun hand te zetten en hun volgers te manipuleren in imaginaire constructies waarvan zij niet enkel de smeder zijn maar ook de profeet, dan zal dat moeten gebeuren met cohesiebevorderende narratieven die verteld worden vanuit een overkoepelend, in plaats van vanuit een dogmatisch eenzijdig perspectief.
Dan hebben we een denken nodig dat veel meer aandacht heeft voor het feit dat mens en maatschappij gevat zijn tussen natuur en cultuur, tussen biologie en maatschappij, tussen feiten en mythes, tussen genen en memen, en zouden verschillende wetenschappelijke disciplines die elk op hun manier tot een weten over mens en maatschappij proberen komen juist moeten samenwerken in plaats van elkaar te bekampen.
Zowel zij die werken via de vertrouwde causale logica, de logica van de wetenschap die ook voor objecten geldt, de logica van de dingen die passief de wetten van de natuur volgen, als zijn die werken via een logica die men eerder van de orde van het ‘existentiële’ kan noemen, de logica van het spreekwezen, van de mens met een verlangen en een onbewuste. Maar dan wel op basis van waarnemingen en statistische gegevens, of op basis van een goed luisteren en een goed lezen. Niet op basis van een vertroebelende waan. Maar ook niet op basis van dogmatische oogkleppen.
(Stuk geschreven in september 2022)